12/09/2025
Wanneer een persoon door de politie wordt aangehouden wegens rijden onder invloed van alcohol of drugs, wordt een strafprocedure opgestart waarbij het deskundig advies van artsen een cruciale rol speelt.
Zowel tijdens het vooronderzoek, de behandeling van de zaak ten gronde als na afloop van de procedure kan een arts worden verzocht een deskundig oordeel te verstrekken over de medische toestand van de betrokkene.
In hetgeen volgt wordt stapsgewijs toegelicht welke rol de arts heeft in de verschillende fasen van de strafprocedure.
In het bijzonder wordt geduid welke de taak is van de huisarts.
1. Het vooronderzoek
Wanneer iemand wordt verdacht van een zware verkeersovertreding (vluchtmisdrijf na een ongeval, rijden onder invloed, enz.), kan de procureur des Konings bevelen dat het rijbewijs van de betrokkene onmiddellijk moet worden ingetrokken voor 15 dagen. Op verzoek van de procureur des Konings kan de termijn voor deze veiligheidsmaatregel door de politierechtbank tweemaal worden verlengd met een periode van drie maanden (de veiligheidsmaatregel kan dus maximaal voor 6 maanden en 15 dagen worden opgelegd). Er bestaan voorstellen om de wet aan te passen om het mogelijk te maken een intrekking van het rijbewijs te verzoeken tot aan het vonnis in geval van een ernstige verkeersovertreding (zie onder meer FIRM - Advies 13 2023 - Verlenging intrekking rijbewijs.pdf (federaalinstituutmensenrechten.be)).
Tijdens het vooronderzoek kan de procureur des Konings een arts-gerechtsdeskundige aanstellen die de rijgeschiktheid van de betrokkene beoordeelt, overeenkomstig de rijgeschiktheidsnormen vastgesteld in bijlage 6 van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs: KB betreffende het rijbewijs.
Wanneer de betrokkene medisch rijongeschikt wordt bevonden door de arts-gerechtsdeskundige, heeft hij de verplichting om zijn rijbewijs in te leveren (eventueel langer dan 6 maanden en 15 dagen).
In de praktijk gebeurt het dat de betrokkene in dit geval zijn huisarts consulteert met als doel een gunstig rijgeschiktheidsattest te verkrijgen en het rijbewijs eerder terug te vorderen.
In deze fase van het onderzoek is het op deontologisch vlak niet toegelaten dat de huisarts een rijgeschiktheidsattest aflevert, om volgende redenen:
- De (huis)arts is niet steeds voldoende vertrouwd met de problematiek of is voor bepaalde ziektetoestanden wettelijk onbevoegd (zie bijlage 6, KB betreffende het rijbewijs) om de geëigende en specifieke testen uit te voeren of tot een correct advies te komen;
- niet-curatieve taken behoren in de regel niet tot de huisartsgeneeskunde;
- de vertrouwensrelatie tussen de patiënt en de huisarts wordt ondermijnd, in het bijzonder bij de controle op de afname van urinestalen;
- er is een spanningsveld tussen enerzijds het beroepsgeheim van de huisarts en anderzijds zijn maatschappelijke verantwoordelijkheid;
- de huisarts heeft niet dezelfde onafhankelijkheid en onpartijdigheid als de arts-gerechtsdeskundige;
- de afwezigheid van communicatie met de arts-gerechtsdeskundige kan leiden tot het uitvoeren van verschillende testen van rijgeschiktheid en bijgevolg resulteren in een verschillende uitkomst; de arts-gerechtsdeskundige heeft een bijzondere bekwaamheid in het uitvoeren en interpreteren van deze testen.
Wanneer de vraag tot het afleveren van een rijgeschiktheidsattest aan de huisarts wordt gesteld, dient deze laatste de patiënt te informeren over de deontologische ontoelaatbaarheid om dergelijk attest af te leveren. De patiënt wordt doorverwezen naar een arts gespecialiseerd in medische expertises.
Wanneer de huisarts wordt gecontacteerd door de arts-gerechtsdeskundige, kan hij handelen overeenkomstig de taken zoals vermeld onder punt 3.
Het behoort tot de taak van de huisarts de patiënt professioneel te begeleiden bij het herstel van zijn verslavingsproblematiek. De nodige documenten met informatie over het gevolgde zorgtraject kunnen aan de patiënt worden afgeleverd, die deze kan aanwenden in de procedure.
2. Onderzoek ten gronde
De rechter kan een arts-gerechtsdeskundige aanstellen om de medische toestand van de betrokkene te beoordelen.
De huisarts van de patiënt kan nooit optreden als arts-gerechtsdeskundige.
De rechter beoordeelt soeverein de bewijswaarde van het deskundigenverslag en velt een vonnis.
3. Uitvoering van het vonnis
De (vonnis)rechter kan het herstel in het recht tot sturen afhankelijk maken van het slagen voor een geneeskundig en een psychologisch onderzoek.[1]
In deze context worden bedoeld de herstelonderzoeken in het kader van de wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer.
De herstelonderzoeken moeten gebeuren in de vestigingen van de erkende instellingen (zie lijst erkende vervalinstellingen: Vervalinstellingen tabel 24 01 25).[2]
De wet bepaalt de inhoud en de methode van de medische herstelonderzoeken.[3]
De herstelonderzoeken kunnen in de regel niet worden gedelegeerd aan de huisarts.
De huisarts kan uitzonderlijk en uitsluitend met volgende taken worden belast, onder de volgende cumulatieve voorwaarden:
a. Invullen van een medische vragenlijst:
-De arts van de erkende instelling mag via de patiënt een vragenlijst bezorgen aan de huisarts met het oog op kennisname van relevante gezondheidsinformatie voor de uitoefening van zijn opdracht;
-Bij de vragenlijst is een begeleidend schrijven gevoegd dat de huisarts informeert over de context van het herstelonderzoek (korte toelichting over het herstelonderzoek en de doelstellingen ervan);
-De huisarts stuurt de ingevulde vragenlijst via een beveiligd kanaal rechtstreeks door naar de arts van de erkende instelling, mits voorafgaande en geïnformeerde toestemming van de patiënt;
-Enkel de nodige gezondheidsinformatie wordt medegedeeld;
-De huisarts vult de vragenlijst in, in eer en geweten
-De kosten verbonden aan het invullen van de vragenlijst vallen ten laste van de patiënt en niet ten laste van de sociale zekerheid
b. Bloedafname
-De arts van de erkende instelling mag via de patiënt een verzoek tot bloedafname richten aan de huisarts;
-Bij het verzoek tot bloedafname is een begeleidend schrijven gevoegd dat de huisarts informeert over de context van het herstelonderzoek (korte toelichting over het herstelonderzoek en de doelstellingen ervan);
-De arts van de erkende instelling preciseert in het verzoek welke parameters moeten worden onderzocht;
-De resultaten van de bloedafname worden via een beveiligd kanaal rechtstreeks doorgestuurd naar de arts van de erkende instelling, mits voorafgaande en geïnformeerde toestemming van de patiënt;
-De kosten verbonden aan het onderzoek vallen ten laste van de patiënt en niet ten laste van de sociale zekerheid.
Andere onderzoeken, zoals de afname van urine, kunnen niet op betrouwbare wijze worden gedelegeerd aan de huisarts (dit advies vervangt het advies van de nationale raad van 23 april 2005, “Afname urinestaal op vraag van de gerechtelijke overheid”, a109003).
Bij de vaststelling van rijongeschiktheid, bijvoorbeeld omwille van middelenmisbruik, moet de arts van de erkende instelling zijn beslissing afdoende motiveren en de betrokkene adviseren contact op te nemen met zijn huisarts.
Het behoort tot de taak van de huisarts de patiënt professioneel te begeleiden bij het herstel van zijn verslavingsproblematiek en de patiënt in te lichten over de gevolgen van de rij(on)geschiktheid. De nodige documenten met informatie over het gevolgde zorgtraject kunnen aan de patiënt worden afgeleverd, die deze kan aanwenden in de procedure.
Ten slotte, na overleg met de actoren op het terrein, is er nood aan uniforme richtlijnen voor een kwaliteitsvolle medische beoordeling van rijongeschiktheid. Het volgen van verschillende procedures, afhankelijk van de vervalinstelling waarbij de veroordeelde zich aanmeldt, is onaanvaardbaar. De nationale raad van de Orde der artsen zal de bevoegde minister hierover aanschrijven.
4. Het beroepsgeheim
De arts van de erkende instelling is niet gehouden tot het beroepsgeheim ten aanzien van de gerechtelijke autoriteit.
De huisarts is gehouden tot het beroepsgeheim. Hij zal slechts gezondheidsinformatie doorsturen aan de arts van de erkende instelling mits voorafgaande en geïnformeerde toestemming van de patiënt.
De huisarts die tijdens de uitoefening van zijn beroep verneemt dat zijn patiënt de gerechtelijke autoriteiten misleidt en de patiënt hierdoor een ernstig, actueel en zeker gevaar vormt voor de schending van zijn eigen integriteit of de integriteit van een derde, kan het beroepsgeheim doorbreken op basis van de noodtoestand.
[1] Art. 39, §3, wet van 16 maart 1968 betreffende de politie over het wegverkeer.
[2] Art. 73, lid 2, Koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.
[3] Bijlage 14, B, Koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs.