laatste aanpassing 10/06/2023
artikel 12 Code van medische deontologie 2018
De arts kan voor zijn beroepsuitoefening samenwerkingsovereenkomsten afsluiten.
De arts vermijdt elke vorm van collusie.
De arts is steeds persoonlijk verantwoordelijk voor zijn medisch handelen.
De arts zorgt ervoor dat zijn beroepsuitoefening en de organisatie van de professionele samenwerking stroken met de bepalingen van de medische deontologie. Hij legt die afspraken schriftelijk vast.
Voor verdere informatie, raadpleeg de commentaar bij artikel 12 van de Code van medische deontologie
Overeenstemming van de contracten en statuten met de medische deontologie
1. Richtlijnen
De nationale raad heeft op 15 september 2018 een leidraad “Contracten en vennootschappen” opgesteld. Deze bevat de voornaamste deontologische bepalingen in verband met overeenkomsten. U kan hem hier raadplegen.
De contracten, statuten en overeenkomsten die de arts sluit in het kader van zijn beroep mogen niet tot gevolg hebben dat hij zelf of zijn collega’s in strijd handelen met de regels van de medische deontologie.
De arts moet zich bij de keuzes die hij maakt in het kader van zijn beroepsactiviteit, met inbegrip van het opstellen van alle juridische aktes die hij ondertekent, laten leiden door zijn plicht om de geneeskunde uit te oefenen overeenkomstig de wet, de ethiek en de regels van de Code van medische deontologie 2018 ten voordele van de patiënt en in het belang van de gemeenschap.
Het valt onder de verantwoordelijkheid van de arts de toepasselijke wetgeving na te leven, waaronder het Wetboek van vennootschappen en verenigingen en het Wetboek van economisch recht, en de ontwikkelingen ervan te volgen .
2. Adviezen van de nationale raad van vóór 2018
De Code van medische deontologie werd in mei 2018 geactualiseerd ; elk artikel gaat gepaard met een commentaar opgesteld vanuit een dynamisch perspectief (https://ordomedic.be/nl/code-2...).
De adviezen en richtlijnen die de nationale raad en de provinciale raden uitbrachten vóór mei 2018 en gebaseerd zijn op de verplichtingen van de Code van geneeskundige plichtenleer van 1975 die niet meer voorkomen in de Code van medische deontologie 2018 en zijn commentaar, zijn niet meer van toepassing.
Op wettelijk vlak dient bij het lezen van de vroegere adviezen met name rekening gehouden te worden met de evolutie van het Wetboek van economisch recht en van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen van 23 maart 2019.
3. Rol van de Orde der artsen
De arts is niet verplicht om de ontwerpen van statuten, huishoudelijk reglement, oprichtingsakte van een vennootschap, overdracht of schenking van aandelen van een beroepsvennootschap, of elk ontwerp van overeenkomst in verband met zijn beroepsactiviteit voorafgaandelijk voor te leggen aan zijn provinciale raad. Hetzelfde geldt voor elk ontwerp tot wijziging van een van deze documenten. Hij hoeft ook niet aan de provinciale raad een afschrift te bezorgen van deze documenten wanneer ze definitief geworden zijn. Indien de voorgaande documenten dergelijke verplichting bevatten, is het raadzaam deze te schrappen.
Op verzoek van de arts verstrekt de Orde enkel advies over een specifieke vraag in verband met de medische deontologie.
De Orde stelt geen enkel model van overeenkomst, statuten, huishoudelijk reglement, enz. voor.
De Orde is niet bevoegd om juridisch advies te geven aan haar leden. De contractencommissies van de provinciale raden werden afgeschaft.
4. Multidisciplinaire samenwerking
De Code van medische deontologie 2018 schrijft niet voor dat de vennoten van een professionele vennootschap uitsluitend artsen moeten zijn.
Het voorwerp en de vorm van de samenwerking moeten in overeenstemming zijn met de wettelijke en deontologische regels. Onder deze voorwaarden bestaat er geen deontologisch bezwaar tegen de multidisciplinaire vennootschap waarbinnen de arts en andere collega’s of gezondheidsberoepsbeoefenaars hun beroepsactiviteiten uitoefenen.
De arts ziet erop toe dat de organisatie van zijn beroep, de juridische structuur waarbinnen hij het uitoefent en de samenwerkingsovereenkomsten die hij sluit, hem in staat stellen te voldoen aan de fundamentele eisen van professionele onafhankelijkheid (artikelen 7 en 36 CMD 2018), therapeutische vrijheid (artikelen 4 en 7 CMD 2018), vrije artsenkeuze door de patiënt (artikel 15 CMD 2018), kwaliteit van de zorg (artikel 8 CMD 2018) , continuïteit van de zorg (artikelen 8 en 13 CMD 2018), eerbiediging van het beroepsgeheim (artikel 25 CMD 2018) en het verbod op collusie of dichotomie (artikelen 12 en 34 CMD 2018). De arts stelt de belangen van de patiënt en van de gemeenschap boven zijn eigen financiële belangen (artikel 34 CMD 2018). De arts vergewist zich ervan dat de inzage, de verwerking en de bewaring van de medische dossiers in alle omstandigheden in overeenstemming zijn met de wettelijke en deontologische vereisten (artikelen 22, 23, 24 en 35 CMD 2018).
De voorwaarden betreffende het nemen van een beslissing (meerderheid), het overdragen van aandelen, het uitsluiten van een vennoot en het verlaten van de vennootschap mogen geen belemmering voor deze vereisten vormen.
De professionele samenwerking mag geen afbreuk doen aan de rechten van de patiënt .
Bij de organisatie en de uitoefening van zijn medische activiteit mag de arts zich niet laten beïnvloeden, of er de schijn van wekken, door een ander doel dan de gezondheid van de patiënt. Hij verstrekt alleen zorg in samenwerking met personen die de wettelijk vereiste beroepskwalificaties bezitten.
5. Relatie met een niet-arts in het kader van de geneeskundepraktijk
Het is toegestaan dat niet-artsen (natuurlijke personen of rechtspersonen) aandelen bezitten van een artsenvennootschap (hetzij op het ogenblik van de oprichting, hetzij door overdracht, schenking, opsplitsing van het eigendomsrecht tussen vruchtgebruik en blote eigendom, enz.) onder de volgende voorwaarden.
De medewerking van een niet-arts in een vennootschap waarbinnen de arts zijn beroepsactiviteit uitoefent, bijvoorbeeld om redenen van huwelijksvermogen of erfrechtelijke redenen, mag geen invloed hebben op de goede uitoefening en de waardigheid van het artsenberoep in een aangepaste omgeving noch inmenging in het beroep van de arts mogelijk maken.
Respect voor de medische deontologie moet gewaarborgd zijn, in het bijzonder de professionele onafhankelijkheid van de arts, de geheimhoudingsplicht, de vrije artsenkeuze, de kwaliteit van de praktijkvoering, het verbod op collusie en het primeren van het belang van de patiënt.
Met betrekking tot het aantal aandelen in het bezit van niet-artsen, de rechten verbonden aan deze aandelen en de overdracht ervan, zorgt de arts ervoor statutaire of contractuele bedingen weg te laten die hem zouden beletten zijn wettelijke en deontologische verplichtingen na te komen.
De arts vergewist zich ervan dat, in de veronderstelling dat de aandelen uitsluitend in het bezit zijn van niet-artsen, zijn medische dossiers bewaard en doorgegeven worden volgens de wettelijke en deontologische voorschriften.
De arts ziet erop toe dat de aan zijn geneeskundepraktijk inherente financiële aspecten, waaronder zijn financieringsbronnen, in overeenstemming zijn met de wet, met name met artikel 38, § 2, van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen, en geen afbreuk doen aan de eer en de waardigheid van het beroep en de uitoefening ervan conform de medische deontologie (artikel 34 CMD 2018).
6. Beroepsaansprakelijkheid
De uitoefening van het beroep via een rechtspersoon heeft geen weerslag op de individuele aansprakelijkheid van de arts voor zijn medische handelingen.
De arts moet afdoend voor zijn beroepsaansprakelijkheid verzekerd zijn (artikel 9 CMD 2018).
7. Vorm van de vennootschap
De arts kiest een juridische structuur die waarborgt dat de uitoefening van de geneeskunde in België in overeenstemming is met de wettelijke en deontologische regels die er van kracht zijn.
8. Voorwerp van de vennootschap
Het voorwerp van de vennootschap waarmee de arts zijn beroepsactiviteit uitoefent moet verenigbaar zijn met de uitoefening van de geneeskunde zoals ze opgevat is in de wet, onder meer de wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, en in de medische deontologie.
Er is in principe geen deontologisch bezwaar tegen het uitbreiden van het voorwerp van de professionele artsenvennootschap met een nevenvoorwerp, zoals een vastgoedactiviteit, op voorwaarde dat dit geen afbreuk doet aan de goede invulling van het hoofdvoorwerp.
De uitoefening van de geneeskunde is voorbehouden aan de natuurlijke persoon die houder is van het diploma van arts (artikel 3, § 1, van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidzorgberoepen).
9. Bestuur van de vennootschap
Een niet-arts (natuurlijke persoon of rechtspersoon) kan aangewezen worden als bestuurder van de vennootschap waarmee de arts zijn beroepsactiviteit uitoefent indien de statutaire bepalingen waarborgen dat zijn mandaat hem niet toelaat zich te mengen in de uitoefening van het medisch beroep of beslissingen te nemen die de eerbiediging van de medische deontologie door de geassocieerde arts ondermijnen.
10. Zetel van de vennootschap
De zetel van de vennootschap mag geen invloed uitoefenen op de naleving van de wettelijke en deontologische vereisten die van toepassing zijn op de uitoefening van de geneeskunde in België.
11. Naam van de vennootschap
De arts kiest, voor de juridische structuur waarbinnen hij zijn activiteit uitoefent, een objectieve, discrete en niet-misleidende benaming, die geen oneerlijke concurrentie teweeg brengt.
De arts is niet verplicht zijn naam en specialisme als benaming te nemen voor de professionele vennootschap waarmee hij zijn beroep uitoefent.
12. Niet-concurrentiebeding
Het is in strijd met de medische deontologie een niet-vestigingsbeding (niet-concurrentiebeding) op te nemen in een opleidingsovereenkomst.
In de andere overeenkomsten moet dergelijk beding niet alleen in overeenstemming zijn met de wet, maar ook gematigd zijn, dit wil zeggen beperkt in tijd, ruimte en voorwerp (i.e. wat de verboden activiteit betreft). Bij de beoordeling van de gematigdheid van het beding dient rekening gehouden te worden met de schaarste aan artsen.
Het feit dat een collega zich in de dichte nabijheid van een andere collega vestigt, mag niet leiden tot onttrekking van patiënten, met dien verstande dat de patiënt altijd vrije artsenkeuze heeft.
Indien zich een conflict voordoet, is het raadzaam om samen met de betrokken provinciale raad een consensus te zoeken.
13. Situatie van de arts in opleiding
Een arts in opleiding mag een vennootschap oprichten of aandelen bezitten van een vennootschap die tot doel heeft de geneeskunde uit te oefenen.
Hij mag in naam van de vennootschap geen activiteiten ontplooien die niet in overeenstemming zijn met zijn statuut van arts in opleiding, dat hij strikt in acht moet nemen totdat zijn erkenningsaanvraag goedgekeurd is.
14. Instapsom
Het is deontologisch niet toegestaan een professionele samenwerking of de toegang tot een patiëntenbestand te laten afhangen van het betalen van een financiële tegenprestatie.
Niets belet daarentegen dat een financiële tegenprestatie gevraagd wordt voor het verwerven van aandelen in een professionele vennootschap of voor het verwerven van de (mede-) eigendom van medisch materiaal of gebouwen (zie advies NR 19 september 2020, “Instapsom” voor het gebruik van het patiëntenbestand voor beginnende artsen, a167024).
15. Beroepsactiviteiten die geen verband houden met de geneeskunde
De arts mag andere beroepsactiviteiten dan de uitoefening van de geneeskunde hebben op voorwaarde dat deze duidelijk gescheiden zijn van zijn medische activiteiten.