4.5. Minderjarige patiënt – Rechten van de patiënt – Vermoeden van misbruik

20/05/2022

Voor meer informatie, raadpleeg:

1. Minderjarigen en de wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt (WPR)

a. Algemeen

Artikel 12, §1 WPR bepaalt dat bij een patiënt die minderjarig is, de rechten zoals vastgesteld door de WPR worden uitgeoefend door de ouders die het gezag over de minderjarige uitoefenen of door de voogd.

Artikel 12, §2 WPR bepaalt dat de minderjarige patiënt wordt betrokken bij de uitoefening van zijn rechten, rekening houdend met zijn leeftijd en maturiteit. De rechten zoals opgesomd in de WPR kunnen door de minderjarige patiënt die tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht, zelfstandig worden uitgeoefend.

Dit betekent dat de rechten zoals opgesomd in de WPR volledig zelfstandig worden uitgeoefend door de minderjarige, van zodra hij feitelijk wilsbekwaam is.

b. Ouderlijk gezag

Zolang de minderjarige patiënt niet feitelijk wilsbekwaam kan worden geacht om zelfstandig zijn rechten uit te oefenen, worden deze uitgeoefend door de ouders die het ouderlijk gezag over de minderjarige uitoefenen of door de voogd.

Het ouderlijk gezag wordt in principe uitgeoefend door beide ouders gezamenlijk. Dit betekent dat beide ouders gezamenlijk de rechten zoals opgesomd door de WPR zullen uitoefenen.

Er bestaat evenwel een vermoeden van gezamenlijk handelen ten opzichte van derden te goeder trouw. Voor alledaagse zorg kan de arts te goeder trouw ervan uitgaan dat de andere ouder, die niet aanwezig is op de consultatie, instemt met de gevraagde zorg. Voor ingrijpende, onomkeerbare medische handelingen is het aangewezen de geïnformeerde toestemming van beide ouders te bekomen.

c. Wilsbekwame minderjarige

Van zodra de minderjarige patiënt tot een redelijke beoordeling van zijn belangen in staat kan worden geacht, oefent hij zijn rechten zelfstandig uit.

Deze feitelijke bekwaamheid, in het vakjargon ook wel de “medische meerderjarigheid” genoemd, wordt beoordeeld door de behandelende arts.

De arts kan bij de beoordeling van de wilsbekwaamheid van de minderjarige rekening houden met onder meer de leeftijd, de ziekte-ervaring, de aard van het recht of de ingreep, de sociale en familiale omstandigheden, en de intellectuele ontwikkeling. De arts houdt rekening met het totaalbeeld om de feitelijke wilsbekwaamheid te beoordelen. De leeftijd is slechts een beoordelingselement en is niet determinerend.

Bij twijfel over de wilsbekwaamheid is het aangewezen te overleggen met andere zorgverleners die in nauw contact staan met de minderjarige, bijvoorbeeld de pedopsychiater, de huisarts of de psycholoog van de minderjarige.

2. Minderjarigen en vermoeden van misbruik

Indien de arts vermoedt dat een minderjarige het slachtoffer is van misbruik, dient hij de stappen te volgen zoals bepaald in artikel 29 van de Code van medische deontologie: Ordomedic | 29

Bij twijfel over de te volgen stappen of de aangifte bij de procureur des Konings, kan de arts de casus op anonieme wijze bespreken met het vertrouwenscentrum kindermishandeling van de betrokken provincie. Dit is een erkend en gesubsidieerd centrum dat bevoegd is in het verlenen van advies, ondersteuning en hulp aangaande kindermishandeling. (VK (vertrouwenscentrum-kindermishandeling.be)