2.1. Rijongeschiktheid

19/01/2023

1. Hoe dient de arts te handelen indien hij vaststelt dat de patiënt niet meer in staat is om een gemotoriseerd voertuig te besturen?

In de praktijk kan de situatie zich voordoen dat de behandelend arts vaststelt dat één van zijn patiënten niet meer rijgeschikt omwille van gezondheidsredenen, lichamelijk of geestelijk.

De oorzaken kunnen heel divers zijn, maar vaak gaat het om rijongeschiktheid als gevolg van gezondheidsproblemen door de hoge leeftijd van de patiënt of middelenmisbruik.

De arts heeft in deze context een verantwoordelijkheid ten aanzien van de patiënt en de maatschappij.

Volgende stappen dienen door de arts te worden gevolgd:

  • De arts dient de patiënt op de hoogte te brengen over zijn medische vaststellingen die de ongeschiktheid tot het besturen van een motorrijtuig tot gevolg hebben (art. 7, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt).
  • Hij bespreekt met de patiënt welke gezondheidsredenen aan de basis liggen van de rijongeschiktheid en welke behandeltrajecten mogelijk zijn om deze rijongeschiktheid ongedaan te maken.
  • De arts stelt de patiënt, die niet meer beantwoordt aan de door de wet voorgeschreven geneeskundige normen van rijgeschiktheid, op de hoogte van de verplichting om zijn rijbewijs binnen de vier werkdagen in te leveren op de dienst rijbewijzen van zijn stad of gemeente (art. 46, koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs).
  • De arts vermeldt deze stappen nauwkeurig in het patiëntendossier (art. 9, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt).

De geneeskundige normen zijn terug te vinden in bijlage 6 (artikel N6) van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs: https://www.ejustice.just.fgov.be/wet/wet.htm

Voorbeelden van aandoeningen die aanleiding kunnen geven tot de rijongeschiktheid van de patiënt zijn bepaalde neurologische aandoeningen, geestelijke aandoeningen, epilepsie, pathologische somnolentie, locomotorische aandoeningen, aandoeningen van hart- en bloedvaten, diabetes mellitus, aandoeningen van het gehoor, visuele dysfuncties en middelengebruik (alcohol, psychotrope stoffen en geneesmiddelen).

Het komt de arts toe om, geval per geval, en binnen de grenzen van de wet, te beoordelen in welke mate de aandoening een nadelige invloed heeft op de rijgeschiktheid van de patiënt.

Ten slotte, dient de arts ook te anticiperen op bepaalde omstandigheden. Zo dienen voornoemde stappen eveneens te worden gevolgd indien de geneesmiddelen, die hij tijdens de raadpleging voorschrijft, een rijongeschiktheid van de patiënt tot gevolg kunnen hebben, in het bijzonder wat betreft professionele bestuurders.

2. Hoe dient de arts te handelen indien hij vaststelt dat de patiënt de verplichting tot indiening van het rijbewijs naast zich neerlegt?

In de praktijk gebeurt het soms dat de patiënt geen gevolg geeft aan de verplichting om zijn rijbewijs in te dienen. In dat geval brengt de patiënt zowel zichzelf als andere weggebruikers in gevaar.

De arts die getuige is van dergelijke situatie, dient de patiënt nogmaals aan te spreken over de wettelijke verplichting tot indiening van het rijbewijs bij medische rijongeschiktheid.

De arts tracht de patiënt te overtuigen deze verplichting na te leven gezien de gevaren die zich kunnen voordoen op de weg als gevolg van de gezondheidstoestand van de patiënt.

Het beroepsgeheim blijft in principe van toepassing.

Slechts indien de patiënt hardnekkig blijft weigeren zijn rijbewijs in te dienen, en de patiënt een ernstig, actueel en zeker gevaar vormt voor de schending van zijn eigen integriteit of de integriteit van een derde, kan de arts overwegen het beroepsgeheim te doorbreken.

In dit geval zal de arts eerst de hulp inroepen van naasten en andere hulpverleners, alvorens het openbaar ministerie in te lichten.

Indien het gaat om een professionele bestuurder kan, op basis van de noodtoestand en zonder toestemming van de patiënt, de arbeidsarts worden ingelicht.

3. Is de arts verplicht om, op vraag van de patiënt, een rijgeschiktheidsattest (model VII of model VIII) af te leveren?

De patiënt die twijfelt of hij beantwoordt aan de wettelijk vastgelegde geneeskundige normen van rijgeschiktheid, heeft de verantwoordelijkheid zijn arts hierover te bevragen.

De arts heeft de deontologische verplichting de patiënt de medische documenten te bezorgen die hij nodig heeft (art. 26, lid 1, Code van medische deontologie).

De documenten moeten waarheidsgetrouw, objectief, voorzichtig en discreet worden opgesteld, met aandacht voor het vertrouwen dat de maatschappij in hem stelt (art. 26, lid 2, Code van medische deontologie).

Indien de arts zich niet bekwaam acht de rijgeschiktheid van de patiënt te beoordelen, dient hij het advies in te winnen van een arts-collega of dient hij de patiënt door te verwijzen naar een andere arts, gespecialiseerd in de aandoening (art. 6 en art. 13, Code van medische deontologie). De vraag van de patiënt om de nodige documenten te verkrijgen, mag geenszins onbeantwoord blijven.

Meer informatie omtrent rijgeschiktheidsonderzoeken en model attesten, is terug te vinden op de website van VIAS Instituut – Rijgeschiktheidscentrum CARA: https://www.vias.be/nl/particulieren/cara/

Bijlage 6 (artikel N6) van het koninklijk besluit van 23 maart 1998 betreffende het rijbewijs