Ordomedic
Gerelateerde adviezen en nieuws
07/02/2023
Pratiques des médecins généralistes en lien avec l'activité physique sportive adaptée
Chère Docteure, Cher Docteur,
Pour accéder au questionnaire, il vous suffit de cliquer sur le lien suivant : https://forms.office.com/r/Naj8HJyeCJ
|
20/01/2023
Artsenkrant : enquête Actualiteitsvragen
Artsenkrant lanceerde een enquête met een tiental actualiteitsvragen :
Maken van een medische afspraak via een digitaal platform - betalen van een voorschot
De nationale raad van de Orde der artsen wordt om advies verzocht of het maken van een medische afspraak via een digitaal platform afhankelijk gesteld mag worden van het betalen van een voorschot.
1- In de regel heeft de arts recht op honoraria of forfaitaire bezoldigingen voor de door hem geleverde prestaties (artikel 35 van de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen).
Voorschotten voor te verlenen of af te leveren geneeskundige verstrekkingen mogen worden ontvangen binnen de grenzen zoals vastgesteld in de overeenkomsten en akkoorden of bij een afzonderlijke beslissing van de overeenkomsten- en akkoordencommissies (artikel 53, § 1/1, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen.
Geen enkele overeenkomst of geen enkel akkoord laat de arts toe een voorschot te vragen als voorafgaande en systematische voorwaarde voor het toekennen van een medische afspraak
(https://www.inami.fgov.be/nl/professionals/verzorgingsinstellingen/ziekenhuizen/zorg/Paginas/default.aspx - geraadpleegd op 6 januari 2023).
Uit de website van het Riziv blijkt dat voorschotten niet toegelaten zijn als er geen enkele grens vastgesteld is door de bevoegde overeenkomsten- of akkoordencommissie (https://www.inami.fgov.be/nl/professionals/informatie-algemeen/Paginas/uitreiking-bewijsstuk-patient.aspx - geraadpleegd op 6 januari 2023).[1]
2- Wat de toegang tot de zorg betreft, mag de derdebetalersregeling geen nadeel ondervinden van een mechanisme dat het maken van een afspraak laat afhangen van het betalen van een som.
De zwakke financiële toestand van de patiënt mag de arts nooit beletten de patiënt toch de noodzakelijke medische hulp te bieden. (commentaar bij art. 33 CMD)
3- De commentaar bij artikel 33 van de Code van medische deontologie herinnert eraan dat de arts geen erelonen kan ontvangen voor een afspraak die de patiënt niet heeft nagekomen. Wel kan hij een redelijke schadeloosstelling vragen, indien hij aantoont dat hij schade heeft geleden door het niet-nakomen van de afspraak. De patiënt moet op voorhand correct ingelicht zijn over de omstandigheden waarin dergelijke schadeloosstelling wordt gevraagd. De schadeloosstelling moet redelijk blijven en moet de bepalingen van het Wetboek Economisch Recht respecteren, in het bijzonder deze betreffende de onrechtmatige bedingen (art. VI.83, 17° en 24°, Wetboek Economisch Recht)
Indien de patiënt tot slot bijzondere omstandigheden buiten zijn wil kan aanvoeren, dienen deze in aanmerking te worden genomen.
4- Om het niet opdagen bij een afspraak (no show) tegen te gaan, zijn het aanbieden een toegangelijk annulatiesysteem en het sturen van herinneringen voor de consultatie doeltreffende hulpmiddelen.
[1] Wat betreft esthetische ingrepen, zie ook artikel 20 van de wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren.
13/01/2023
‘Certificat Université et Haute école’ (12 ECTS-studiepunten) in interpersoonlijk geweld
Het departement huisartsgeneeskunde van de ULB organiseert een ‘Certificat Université et Haute école’ (12 ECTS-studiepunten) in interpersoonlijk geweld. Dit multidisciplinair getuigschrift richt zich niet alleen op gezondheidsberoepsbeoefenaars (artsen, verpleegkundigen, kinesitherapeuten, psychologen) maar ook op sociale, juridische, bemiddelings- en communicatiediensten.
COMMUNICATION
Vous ou vos collaborateurs.rices souhaitez devenir expert.e.s/référent.e.s en matière de violences interpersonnelles ou concrètement augmenter vos compétences dans ce domaine ?
INSCRIPTION JUSQU'AU 9/1/2023
Un programme de cours innovant qui répond aux enjeux de cette problématique et à la diversité des besoins des professionnels de la santé, du social, de l’enseignement, du judiciaire, de l’entreprise.
Basé sur des méthodes de pédagogie active et sur l'interdisciplinarité, il propose différents modules qui abordent les thématiques suivantes :
- Moduletransversal (janvier-avril 2023)- Violences interpersonnelles
- Module thématique 1 (avril-juin 2023 )- Violences entre partenaires en ce compris les violences sexuelles
- Module thématique 2 (septembre-décembre 2023)- Violences à l’égard de la personne en situation de vulnérabilité(s) : LGBTQIA+, handicaps, migration/minorités ethniques, séjour illégal, sans abrisme...
- Module thématique 3 (janvier-avril 2024)- Maltraitances des enfants et enfants exposés
- Module thématique 4 (avril-juin 2024)- Maltraitances envers la personne âgée
Vous ou votre équipe êtes intéressé.e.s ?
Inscription possible pour l’ensemble du certificat ou par module à la carte. Chaque module acquis est cumulable en vue de la validation du certificat. Dépôt des candidatures pour le 9/01/2023 au plus tard.
- Brochure d'information, programme et formulaire d'inscription
- Informations : www.dmgulb.be ou eline.madelpuech@ulb.be
Certificat accrédité INAMI et avocats.be. Agréments Conseil Régional de la Formation et congé-éducation payé demandés.
Dit advies vervangt het advies van 17 januari 2015 (a148002)
Samenwerking van artsen met beauty clinics, schoonheids-, wellness- en verzorgingscentra
De nationale raad van de Orde der artsen heeft in zijn vergadering van 10 december 2022 onderzocht of het is toegelaten dat een arts in een schoonheidsinstituut medische ingrepen uitvoert.
“De vraag naar cosmetische ingrepen is de laatste jaren sterk gegroeid. Dit zorgt voor een toename van het aantal en de diversiteit van nieuwe beschikbare technieken en toestellen.”[1]
Zowel artsen als niet-artsen (al dan niet gezondheidszorgbeoefenaars) beantwoorden aan de vraag naar cosmetische behandelingen.
Samenwerkingsovereenkomsten tussen artsen en niet-artsen (verpleegkundigen, schoonheidsspecialisten, enz.) zijn niet verboden, op voorwaarde dat de arts, werkzaam in het instituut, de volgende wettelijke en deontologische regels strikt naleeft:
1/ De arts is bevoegd en voldoet aan de vereiste kwalificaties om de esthetische ingrepen uit te voeren, overeenkomstig de gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen en de wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren.
De invasieve activiteiten (doorheen de huidbarrière of mucosa) die enkel door een arts mogen worden uitgevoerd[2], mogen niet door de arts worden gedelegeerd aan niet-artsen. Er dient een strikte scheiding te zijn tussen de esthetische activiteiten voorbehouden aan een arts, en deze die ook door andere personen mogen worden uitgevoerd.
2/ De arts beschikt over de nodige bekwaamheid door zich continu te vormen en bij te scholen over de laatste al dan niet heelkundige technieken of ingrepen en de potentiële risico’s of complicaties.
3/ De arts handelt conform de huidige stand van de wetenschappelijke kennis (art. 4, lid 2, Code van medische deontologie).
Technieken waarvan de werkzaamheid niet is bewezen, moeten worden vermeden.
4/ De arts zorgt ervoor dat de patiënt geïnformeerd, vooraf en vrij kan toestemmen in de medische tussenkomst. (artikel 8, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt; art. 20, Code van medische deontologie).
Bovendien beantwoordt de arts aan de bijkomende wettelijke informatie- en instemmingsverplichtingen zoals bepaald door artikel 18, wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren.
De patiënt moet in kennis worden gesteld van het medisch karakter van de ingreep. Er mag niet verkeerdelijk de indruk worden gewekt dat het gaat om een eenvoudige schoonheidsbehandeling zonder gevaren.
De medische context dient duidelijk te zijn. Er dient in het bijzonder te worden gewezen op de mogelijke risico’s en complicaties. Wat betreft esthetische ingrepen, heeft de arts de deontologische plicht deze informatie mondeling en schriftelijk mede te delen.
Onverminderd de wettelijke bedenktermijn van minstens vijftien dagen voor elke esthetisch-heelkundige ingreep (art. 20, voornoemde wet van 23 mei 2013), moet de patiënt, afhankelijk van de aard van de ingreep en de persoon van de patiënt, nadat hij adequaat werd geïnformeerd over de ingreep, voldoende bedenktijd krijgen alvorens de ingreep plaatsvindt, ook voor niet-heelkundige esthetische ingrepen.
5/ De hulpvraag dient grondig te worden geëvalueerd, evenals de psychologische en sociale redenen die aan de basis liggen van deze vraag.[3]
De arts dient de verwachtingen van de patiënt te bevragen en zich ervan te vergewissen dat deze in overeenstemming zijn met het reële te verwachten resultaat.
6/ De arts organiseert zijn praktijk zodanig dat hij zijn beroep kwalitatief hoogstaand en veilig uitoefent, de continuïteit van de zorg verzekert en de waardigheid en de intimiteit van de patiënt eerbiedigt (art. 8, Code van medische deontologie).
Het is de arts niet verboden de esthetische activiteiten uit te oefenen binnen het kader van een schoonheidsinstituut, indien hij zich ervan verzekert dat de nodige omkadering aanwezig is die hem toelaat de ingreep op een kwalitatief hoogstaand niveau te verrichten (art. 14, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg).
7/ De arts doet geen onnodig dure of overbodige onderzoeken, behandelingen of verstrekkingen, zelfs niet op vraag van de patiënt (art. 41, Code van medische deontologie).
De arts stelt het belang van de patiënt boven zijn eigen financiële belangen (art. 34, Code van medische deontologie).
8/ Elke vorm van dichotomie en collusie is verboden (art. 12, Code van medische deontologie; art. 38, gecoördineerde wet van 10 mei 2015 betreffende de uitoefening van gezondheidszorgberoepen).
De arts mag zich niet laten beïnvloeden door een ander doel dan de gezondheid van de patiënt, zoals de verkoop door derden van cosmeticaproducten of diensten (massage, epilatie, enz.). De arts mag nooit de indruk wekken dat dergelijke producten of diensten deel uitmaken van het medisch behandeltraject.
9/ De arts waakt over zijn professionele onafhankelijkheid (art. 7, Code van medische deontologie).
De arts mag nooit een ingreep uitvoeren die vanuit medisch oogpunt als zinloos wordt beoordeeld, los van de commerciële richtlijnen van het instituut.
10/ De arts verzekert de continuïteit van de zorg (artikel 13, Code van medische deontologie).
De opvolging van de patiënt na de esthetische ingreep en het postoperatief toezicht dient te voldoen aan de nodige kwaliteitscriteria en te voorzien in de mogelijkheid om in te grijpen in spoedsituaties.
Zo moeten onder meer de regels in verband met karakterisatie en anxiolyse en anesthesie zoals bepaald door de Kwaliteitswet worden nageleefd (artt. 12, 13, 15 en 16, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg).
11/ De arts respecteert de regelgeving inzake privacy en het beroepsgeheim (artt. 25 en 27, Code van medische deontologie; Algemene Verordening Gegevensbescherming; wet van 30 juli 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen met betrekking tot de verwerking van persoonsgegevens).
Enkel gezondheidszorgbeoefenaars met een therapeutische relatie met de patiënt hebben toegang tot de noodzakelijke en relevante gezondheidsgegevens in het patiëntendossier, mits de uitdrukkelijke toestemming van de patiënt.
In elk geval respecteert de arts de vrije artsenkeuze van de patiënt, ook in groepsverband (art. 15, Code van medische deontologie).
12/ De arts houdt voor elke patiënt een patiëntendossier bij, waarvan de samenstelling en de bewaring beantwoorden aan de wettelijke en deontologische vereisten (art. 9, wet van 22 augustus 2002 betreffende de rechten van de patiënt; artt. 33, 34 en 35, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; art. 18, wet van 23 mei 2013 tot regeling van de vereiste kwalificaties om ingrepen van niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde uit te voeren; art. 22, Code van medische deontologie).
Wat betreft esthetische ingrepen, dient nauwkeurig te worden genoteerd welke ingrepen worden verricht, inzonderheid de toegepaste technieken en de gebruikte producten, opdat bij eventuele latere complicaties sneller en efficiënter kan worden gereageerd.
13/ De arts respecteert de regels in verband met publiciteit en praktijkinformatie (art. 31, wet van 22 april 2019 inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg; artikel 37, Code van medische deontologie).
De arts heeft de deontologische plicht zich actief te verzetten tegen elke vorm van reclame die niet beantwoordt aan de regels van medische deontologie. De informatie die aan het publiek wordt verstrekt is waarheidsgetrouw, objectief, relevant, verifieerbaar, discreet en duidelijk. Zij is niet misleidend en zet niet aan tot overbodige prestaties.
Het toekennen van een prijskorting in geval de patiënt meerdere medische handelingen laat uitvoeren (al dan niet in combinatie met niet-medische cosmetische behandelingen), strookt niet met de medische deontologie.
Wanneer de patiënt betrokken worden bij informatieverschaffing in de media, via websites of sociale media, moet hij voorafgaand volledig worden geïnformeerd en zijn toestemming geven, en moet de fysieke en psychische integriteit van de patiënt te allen tijde worden gerespecteerd.
14/ De arts handelt adequaat en transparant bij incidenten en verzekert afdoende zijn beroepsaansprakelijkheid (art. 9, Code van medische deontologie).
Besluit
Elke arts heeft de verantwoordelijkheid om het vertrouwen van de maatschappij in het artsenkorps niet te schaden. In het kader van zijn curatieve opdracht, heeft de arts als voornaamste finaliteit de gezondheid van de patiënt. Hiervan afwijken kan nadelig zijn voor de goede naam en de integriteit van alle artsen.
[1] Advies van de Hoge Gezondheidsraad, nr. 9430, juni 2022
[2] Ibid.
[3] Advies van de Hoge gezondheidsraad, nr. 8892, december 2014
Dixit-attest binnen de context van het onderwijs
Persbericht – Dixit-attest binnen de context van het onderwijs
Ondanks de inspanningen van de Orde der artsen om de deontologische regels in verband met het opstellen van medische attesten toe te lichten (artikel 26, Code van medische deontologie), stelt de nationale raad vast dat de bijzondere toepassing van het dixit-attest binnen de context van het onderwijs nog steeds voor verwarring zorgt bij sommige artsen.
De arts mag nooit een geneeskundig getuigschrift voor schoolverzuim opstellen om niet-medische redenen (familievakantie, problemen transport, enz.).
Onder meer binnen de context van het onderwijs, kan de arts uitzonderlijk een dixit-attest opstellen omwille van gezondheidsredenen die niet of niet meer objectief kunnen worden vastgesteld.
Het dixit-attest vermeldt uitdrukkelijk dat het attest uitsluitend is gebaseerd op de verklaringen van de betrokkene en niet op de eigen medische vaststellingen van de arts.
De nationale raad heeft volgend model van dixit-attesten goedgekeurd, opgesteld in overleg met het departement Onderwijs en Vorming van de Vlaamse Gemeenschap:
Meer informatie over de deontologische regels die verband houden met het opstellen van medische attesten, kan u hier raadplegen:
https://ordomedic.be/nl/adviezen/deontologie/discipline/beleidsvisie-inzake-wellwillendheidsattesten
SECOND OPINION – initiatief van een verzekeringsmaatschappij
De nationale raad van de Orde der artsen bestudeerde in zijn vergadering van 19 november 2022 het initiatief “Second Medical Opinion”, een dienst die een verzekeringsmaatschappij wenst aan te bieden in het kader van haar gezondheidsverzekering.
Om dit initiatief te concretiseren, is de verzekeringsmaatschappij zinnens artsen aan te stellen die in een eerste fase het medisch dossier van de patiënt voorbereiden en dit na fysiek of digitaal contact. In een tweede fase kiest de patiënt een specialist die voorkomt op een lijst aangeboden door de ziekenhuizen die bereid zijn mee te werken aan dit initiatief. Deze specialist brengt - doorgaans na fysiek contact met de patiënt - het tweede advies uit.
Op basis van de toestemming van de patiënt en de alzo ontstane therapeutische relatie claimt de verzekeringsmaatschappij in de voorbereidende stukken dat haar aangestelde artsen toegang verkrijgen tot al diens medische gegevens via het eHealth-platform.
De nationale raad onderschrijft het belang van een second opinion, zeker in het geval van complexe en ernstige ziektebeelden.
De nationale raad heeft evenwel enkele deontologische bezwaren bij het voorgestelde initiatief:
- De huisarts van de patiënt wordt in dit initiatief niet betrokken, hoewel deze het best geplaatst is om in de eerste fase de patiënt te informeren en de triage te maken van relevante en noodzakelijke medische gegevens die moeten worden aangeleverd. Ook na het uitbrengen van een second opinion is de huisarts de meest aangewezen persoon om de patiënt te begeleiden bij het nemen van een beslissing.
- De toegang via het eHealth-platform tot alle medische stukken door artsen aangesteld door de verzekeringsmaatschappij staat haaks op de nota van het Informatieveiligheidscomité die een therapeutische en een zorgrelatie beschrijft.[1] Deze nota stipuleert dat “voor zover een uitwisselingsnetwerk wordt geconcipieerd met als doeleinde de diagnostische, preventieve of zorgverlenende behandeling van de patiënt, dienen de verzekeringsgeneeskunde, de controlegeneeskunde en de gerechtelijke geneeskunde in principe te worden uitgesloten”. Bovendien strookt de toegang tot alle medische stukken via het eHealth-platform niet met de basisbeginselen van de privacyregelgeving, met name de finaliteit en de proportionaliteit. Ook het artikel 38 van de Kwaliteitswet[2] stelt uitdrukkelijk dat, zelfs mits het bestaan van een therapeutische relatie, de toegang zich beperkt tot de gegevens die dienstig en pertinent zijn in het kader van het verstrekken van gezondheidszorg.
Om hoger vernoemde redenen, verzoekt de nationale raad de verzekeringsmaatschappij hun toekomstig product in die zin bij te sturen alvorens het aan hun verzekerden aan te bieden.
[1] Nota betreffende de elektronische bewijsmiddelen van een therapeutische relatie en een zorgrelatie https://www.ehealth.fgov.be/ehealthplatform/file/view/AWdem6oKkOz9DrMX5-eO?filename=nota-therapeutische-relatie.pdf
[2] Wet inzake de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg van 22 april 2019.
Het medisch beroepsgeheim van de arts ondervraagd door een justitieassistent
De nationale raad van de Orde der artsen wordt ondervraagd over de eerbiediging van het medisch geheim door de behandelend arts, die niet optreedt in het kader van een dienst voor justitieel welzijnswerk, ten opzichte van een justitieassistent die gemandateerd is om de naleving van de voorwaarden opgelegd door een gerechtelijke overheid aan een patiënt na te gaan.
1- De justitieassistent kan belast worden met het toezicht op de naleving van de voorwaarden van een medische of therapeutische begeleiding waaraan de justitiabele onderworpen is om recidive te voorkomen.
In deze context kan hij contact opnemen met de behandelend arts met name om door de justitiabele gemelde elementen te controleren (therapieopvolging, enz.), de verificaties gevraagd door de opdrachtgevende overheid uit te voeren of nog wanneer hij bijkomende informatie nodig acht.
Er kunnen zich ook andere situaties voordoen, zoals bij de behandelend arts nagaan of er werkelijk sprake is van een arbeidsongeschiktheid bij de controle van de correcte uitvoering van een werkstraf.
De justitieassistent heeft de toestemming van de justitiabele niet nodig om diens arts te contacteren.
De gecontacteerde arts moet door de justitieassistent ingelicht worden over de omvang en de inhoud van zijn opdracht.
De behandelend arts is gehouden tot het medisch geheim. Het feit dat de justitieassistent ook gehouden is aan het beroepsgeheim volstaat voor de arts niet om hem gegevens gedekt door het medisch geheim toe te vertrouwen. De arts heft het geheim op indien de patiënt, die moet bewijzen dat hij aan de hem opgelegde voorwaarden voldoet, hem dit toelaat en indien de gevraagde informatie relevant is en in verhouding staat tot het mandaat van de justitieassistent.
De nationale raad beveelt aan dat de arts een antwoord verschaft aan de justitieassistent in aanwezigheid van zijn patiënt of door zijn tussenkomst(wanneer het medische verslagen, getuigschriften, enz. betreft).
De justitieassistent heeft geen geheimhoudingsplicht ten opzichte van de overheid die hem zijn opdracht gaf en waaraan hij verslag uitbrengt over de uitvoering van zijn taken en de relevante elementen doorgeeft in het licht van het mandaat dat hij heeft ontvangen.
2- Aan de behandelend arts kan ook gevraagd worden zich te verbinden ten opzichte van de gerechtelijke overheid tot het opvolgen van de medische behandeling en het verschaffen van informatie aan het gerecht (verslagen over de aanwezigheid van de betrokkene, zijn ongerechtvaardigde afwezigheid, de eenzijdige onderbreking van de behandeling, de problemen die zich voordeden tijdens de behandeling, de situaties die een ernstig risico inhouden voor derden, enz.)[1].
Artikel 43 CMD 2018 stelt dat de opdracht van deskundige voor rekening van een derde niet verenigbaar is met die van behandelend arts.
De medische deontologie verbiedt om de rol van zorgverlener met een therapeutische relatie en de beoordeling van de gezondheidstoestand van eenzelfde patiënt tegelijk te vervullen wanneer deze aanvraag uitgaat van een derde. De finaliteit van de zorg die het verkrijgen van persoonsgegevens tijdens een therapeutische relatie rechtvaardigt is niet verenigbaar met een beoordeling van de gezondheidstoestand van de patiënt in opdracht van een derde.
Een behandelingsopdracht verschilt van een deskundigenonderzoek in die zin dat ze een medische begeleiding door de arts inhoudt.
Indien de patiënt aan wie een sociale begeleiding of een medische behandeling wordt opgelegd deze wenst te volgen bij zijn behandelend arts, de justitieassistent en de gerechtelijke overheid met deze keuze akkoord gaan en de betrokken arts meent over de nodige onafhankelijkheid en objectiviteit te beschikken om hierop in te gaan, kan hij dergelijke opdracht aanvaarden. Alvorens de behandelend arts deze opdracht aanvaardt, verzekert hij zich ervan dat de patiënt begrijpt dat alle noodzakelijke informatie zal worden gecommuniceerd aan de opdrachtgevende overheid.
[1] Zie met name artikel 9bis van de wet van 29 juni 1964 betreffende de opschorting, het uitstel en de probatie; artikel 35, §6, van de wet van 20 juli betreffende de voorlopige hechtenis; artikel 62, §4, van de wet van 17 mei 2006 betreffende de externe rechtspositie van de veroordeelden tot een vrijheidsstraf en de aan het slachtoffer toegekende rechten in het raam van de strafuitvoeringsmodaliteiten.
Dit advies vervangt de adviezen van de nationale raad van 9 februari 2013 (a140021-R) en 19 september 2020 (a167022-R)