Ordomedic

Gerelateerde adviezen en nieuws

Homeopathie05/07/1977 Documentcode: a079012
Homeopathie - Osteopathie

De terugbetaling van homeopathische en osteopathische verstrekkingen via de aanvullende verzekering door een ziekenfondsbond bracht tal van bedenkingen en vragen teweeg, die voorgelegd werden aan de Nationale Raad.

Brief van de Nationale Raad aan de minister van Volksgezondheid, de heer Colla, aan de minister van Sociale Zaken, mevrouw De Galan, en aan de minister-president van de Franse Gemeenschapsregering, mevrouw Onkelinx :

In maart van dit jaar werd de Nationale Raad op de hoogte gebracht van de beslissing van een ziekenfondsbond van Henegouwen om osteopathische verstrekkingen en homeopathische producten terug te betalen via de aanvullende verzekering.

De Nationale Raad vestigt uw aandacht op bepaalde gevaren die een dergelijke beslissing inhoudt, in het bijzonder het gevaar van een impliciete en onrechtstreekse erkenning van verzorgingsactiviteiten die, indien zij niet verricht worden door een houder van het wettelijk diploma van doctor in de genees-, heel- en verloskunde, een onwettige uitoefening van de geneeskunde kunnen uitmaken.

De Nationale Raad sluit zich geheel aan bij de bewoordingen en de inhoud van de brief die u terzake toegestuurd werd door de Commissie homeopathie, chiropraxie en osteopathie van de Koninklijke Academie voor Geneeskunde.

De patiënten hebben recht op een kwaliteitsverzorging en behandelingen die beantwoorden aan de meest recente wetenschappelijke bevindingen. De noodzakelijke wetenschappelijke waarde en het onschadelijke karakter van een verzorgingsactiviteit moeten op elk ogenblik geanalyseerd en kritisch beoordeeld kunnen worden. Dit vergt noodzakelijkerwijze dat deze verzorgingsactiviteit wetenschappelijk goed gedocumenteerd is.

Talenkennis van de arts01/01/1977 Documentcode: a026002
Taalgebruik van de artsen

Op 11 mei 1977 verzocht een provinciale raad aan de Nationale Raad om inlassing van een artikel 29bis in de Code van geneeskundige Plichtenleer waarin zou worden voorzien dat « in de eentalige gewesten van ons land iedere arts de streektaal grondig moet beheersen. In die gebieden, die door de wetgever als tweetalig werden aangeduid, de kennis van beide landstalen noodzakelijk is».

Antwoord van de Nationale Raad:

De Nationale Raad is de mening toegedaan dat dusdanige inlassing onmogelijk is, aangezien de Code, overeenkomstig artikel 15, paragraaf 2, 1, van het koninklijk besluit nr. 79 van 10 november 1967, slechts op basis van de rechtspraak van de provinciale raden en van de raden van beroep kan worden aangevuld.

In zoverre voormelde brief als een verzoek om advies te beschouwen is, verleent de Nationale Raad dienaangaande het volgend advies:

Het in artikel 27 van de Code uitgedrukte beginsel van de vrije keuze van een geneesheer door de patiënt, verzet zich tegen de door Uw Raad voorgestelde tekst.

Het is aanbevelenswaardig, met het oog op een gezonde verhouding tussen patiënt en behandelende geneesheer, dat de arts de taal van zijn patiënten spreekt.

Wanneer de geneesheer bij zijn betrekkingen met de patiënt communicatiemoeilijkheden ondervindt, zal hij de nodige maatregelen treffen om deze toestand te verhelpen, bijvoorbeeld door beroep te doen op een tolk of door de patiënt te verwijzen naar een andere collega die de taal van de patiënt spreekt.

Nochtans, wanneer voormelde vrije keuze wordt uitgesloten, bijvoorbeeld bij wachtdiensten of bij de dienst 900, moet de geneesheer die aan deze diensten deelneemt, de streektaal kennen.

De provinciale raden dienen in elk afzonderlijk geval te beslissen of het niet spreken van de taal van de patiënt een tekortkoming betekent vanwege de arts aan een bepaling van de Code van geneeskundige Plichtenleer.

Lijst van de Orde01/01/1977 Documentcode: a026026
Weglating van de Lijst van de Orde

Mag de naam van een arts, op diens verzoek en met het oog op zijn overplaatsing naar een andere EEG‑Lidstaat, door een provinciale raad van de lijst worden weggelaten, wanneer door de Raad een onderzoek tegen deze arts werd geopend ?

***

I. BEVOEGDHEID VAN DE RADEN VAN DE ORDE VAN GENEESHEREN OM UITSPRAAK TE DOEN OVER DISCIPLINAIRE FOUTEN GEPLEEGD DOOR ARTSEN VOOR ZIJ OP EIGEN VERZOEK VAN DE LIJST VAN DE ORDE WERDEN WEGGELATEN.

Het is algemeen aanvaard dat de disciplinaire rechtsmachten bevoegd blijven om uitspraak te doen over tuchtrechtelijke vervolgingen die werden ingesteld wegens feiten gepleegd voor de beslissing waarbij de betrokkene werd weggelaten van de lijst van de Orde waartoe hij behoorde.

Deze regel die door de rechtspraak werd vastgesteld voor de Raden van de Orde van Advokaten (zie Cass. 9 februari 1891, Pasicrisie 1891‑I‑72, op impliciete wijze althans) werd onlangs in het Gerechtelijk Wetboek opgenomen onder de beschikkingen inzake de tucht van de advokaten.

In artikel 461 van dit Wetboek wordt met name bepaald:

«De raad van de Orde is bevoegd om uitspraak te doen over tuchtrechtelijke vervolgingen die ingesteld zijn wegens feiten gepleegd voor de beslissing waarbij de verdachte uit het tableau van de Orde of de lijst van stagiairs is weggelaten, indien het onderzoek uiterlijk drie maanden na die beslissing is geopend.»

De provinciale raden van de Orde van Geneesheren kunnen zich door deze regel laten inspireren. Zij moeten evenwel beslissen of het al dan niet opportuun is, na de weglating, een tuchtrechtelijke procedure in te stellen of voort te zetten.

Voor minder ernstige feiten is dat wellicht zonder belang. Indien het daarentegen om ernstige tekortkomingen gaat die bijvoorbeeld een schrapping tot gevolg kunnen hebben, zal het meestal wenselijk zijn de procedure voort te zetten.

In 1886 werd door de raad van de Orde van Advokaten van Brussel de tuchtstraf uitgesproken van de schrapping inzake een advokaat die reeds van het tableau was weggelaten. (Pandectes belges, vol. 127 quinter, cf. Usages corporatifs des avocats, n° 938.)

Wanneer ten opzichte van een arts, onder dergelijke omstandigheden, een schrapping wordt uitgesproken, kan dat van groot belang zijn omdat die arts niet opnieuw kan worden ingeschreven aangezien rehabilitatie niet mogelijk is.

Zelfs wanneer naar aanleiding van de feiten geen schrapping maar slechts een schorsing gerechtvaardigd is, kan het van belang zijn de tuchtrechtelijke procedure voort te zetten en wel om twee redenen:

Ten eerste, wanneer de arts naderhand verzoekt om opnieuw bij de orde van België te worden ingeschreven, zal de bevoegde provinciale raad gemakkelijker kunnen nagaan of aan dit verzoek gevolg kan worden gegeven door kennis te nemen van de beslissing waarbij een disciplinaire sanctie werd opgelegd dan wel wanneer hij zelf opnieuw de oude feiten moet gaan onderzoeken.

Indien anderzijds, de arts om zijn inschrijving verzoekt in een andere lidstaat van de EEG, zal de bevoegde overheid van die staat beter ingelicht zijn door de beslissing waarbij in België een disciplinaire sanctie werd uitgesproken dan wel door de eenvoudige mededeling van inlichtingen omtrent aan de arts ten laste gelegde feiten.

***

Il. BESLISSING TE NEMEN DOOR DE PROVINCIALE RAAD VAN DE ORDE VAN GENEESHEREN WANNEER EEN ARTS, TEGEN WIE EEN TUCHTRECHTELIJKE VERVOLGING IS INGESTELD, OM ZIJN WEGLATING VAN DE LIJST VERZOEKT.

In het algemeen wordt aangenomen dat de weglating moet worden uitgesproken.

In de eerste plaats omdat er geen enkele tekst bestaat waaruit blijkt dat de weglating kan worden geweigerd of uitgesteld.

Anderzijds, omdat het niet in het belang is van de Orde en evenmin in het algemeen belang, dat een arts die disciplinair wordt vervolgd op de lijst van de orde ingeschreven blijft en bovendien als hij op de lijst ingeschreven blijft, nog disciplinaire fouten kan plegen.

In dat geval is het echter wel aangewezen dat de provinciale raad, zoals dat bij de raden van de Orden van Advokaten gebeurt, op het ogenblik van de beslissing tot weglating, preciseert dat hij zich het recht voorbehoudt om naderhand uitspraak te doen over de tuchtrechtelijke vervolgingen die bij hem aanhangig zijn. De arts moet van dit voorbehoud op de hoogte worden gesteld op het ogenblik van zijn weglating.

Wanneer zij menen dat de tuchtrechtelijke procedure ten laste van een advokaat die om zijn weglating heeft verzocht, niet dient te worden voortgezet, eigenen sommige raden van de Orde van Advokaten zich uitdrukkelijk het recht toe, in geval van verzoek om herinschrijving door die advokaat, opnieuw de feiten die bij hen aanhangig zijn te onderzoeken. Dit voorbehoud lijkt van minder belang te zijn dan het voorgaande. De provinciale raden moeten nu, naargelang de omstandigheden van het geval, nagaan of dit voorbehoud enig nut heeft.

***

Gezondheidsdienst (Administratieve-)01/01/1977 Documentcode: a026027
Medische controle en Administratieve Gezondheidsdienst van de staat

«De adviserende of controlerende geneesheer onthoudt zich van elke rechtstreekse inmenging in de behandeling; hij moet in elk geval contact opnemen met de behandelende geneesheer vooraleer een beslissing te nemen die deze van de behandelende geneesheer wijzigt.» Artikel 126, § 4, van de Code van Plichtenleer.

Het voorschrijven van een ziekteverlof aan een zieke maakt deel uit van de behandeling, en het feit dat de patiënt voor de door diens behandelende arts vooropgestelde datum werkbekwaam wordt verklaard, is een wijziging van de behandeling.

De adviserende of controlerende geneesheer is derhalve verplicht contact op te nemen met de behandelende arts alvorens een patiënt het werk te laten hervatten.

Dit voorafgaandelijke contact wordt door geen enkele controledienst uitdrukkelijk voorzien, noch door een privé‑organisatie, een mutualiteit of een staatsdienst.

Vandaar de vele aanleidingen tot conflicten tussen behandelende en controlerende geneesheren.

De Nationale Raad heeft dit vraagstuk reeds herhaalde malen bestudeerd.

***

De Nationale Raad werd met name verzocht advies uit te brengen in verband met de tekst van een formulier uitgaande van de administratieve gezondheidsdienst van de Staat en bestemd voor de staatsambtenaar die naar aanleiding van een medische controle, terug aan het werk wordt gesteld. «Zo U niet akkoord gaat met een bevel tot diensthervatting, moet U onmiddellijk uw behandelende arts verwittigen en hem verzoeken binnen de 48 uren kontakt op te nemen met de controlegeneesheer.»

Deze tekst keert de procedure om zoals die werd voorzien bij artikel 126, § 4, van de Code van Plichtenleer.

Nadat het vraagstuk in samenwerking met de geneesheer-directeur‑generaal van het Bestuur Sociale Gezondheid van het Ministerie van Volksgezondheid nader werd onderzocht en ontwerpen werden uitgewisseld, heeft de Raad tenslotte een nieuwe tekst goedgekeurd ter vervanging van de tekst die voorheen voorkwam op het formulier dat overhandigd werd aan de ambtenaar bij een medische controle:

«Indien de controlegeneesheer van oordeel is dat U eerder het werk zoudt moeten hervatten dan voorgeschreven door uw behandelende geneesheer, wordt U een brief overhandigd, die U onmiddellijk aan hem dient te bezorgen. Na kennisname van deze brief, zal uw behandelende geneesheer U zijn mening meedelen.»

De Raad keurt tevens de tekst goed van de brief die door de controlerende geneesheer aan de behandelende arts wordt gericht wanneer eerstgenoemde een patiënt in staat acht het werk te hervatten.

In dit schrijven worden door de controlerende geneesheer de elementen medegedeeld waarop zijn beslissing om de betrokkene werkbekwaam te verklaren is gesteund, en verzoekt de behandelende arts, indien deze over bijkomende informatie beschikt van aard om die zienswijze te beïnvloeden, binnen de 48 uren contact met hem te willen opnemen.

Het overhandigen van deze brief aan de behandelende arts, onmiddellijk na het onderzoek en door de zieke zelf, en dat voor de effektieve werkhervatting, wordt hier dus beschouwd als een voorafgaandelijk contact met de behandelende arts.

***