Symposium "De kwetsbare patiënt" - Een rechterlijke visie op het gebruik van attesten in familiale aangelegenheden
Een familierechter is geen jeugdrechter.
De familierechter behandelt (onder meer) geschillen tussen ouders over hun kind, terwijl de jeugdrechter zich, op vordering van het openbaar ministerie, uitspreekt over het kind zelf, meestal in het kader van problematische opvoedingssituaties.
Attesten van artsen kunnen de familierechter helpen om de juiste richting te kiezen, in het belang van de minderjarige. Toch is dat lang niet altijd het geval. In de praktijk blijken sommige attesten niet geschikt om de rechter werkelijk te ondersteunen. Hoe dat komt, werd geïllustreerd aan de hand van een tiental voorbeelden uit de dagelijkse praktijk.
Het is belangrijk te beseffen dat attesten van artsen niet bindend zijn. De rechter kan er dus ook voor kiezen ze naast zich neer te leggen. Elk medisch attest dat ingebracht wordt in een rechtszaak, moet in principe medegedeeld worden aan alle betrokken partijen. Dat is een eerste belangrijk punt om in gedachten te houden bij het opstellen van een attest voor de familierechtbank.
Die openheid heeft ook een keerzijde: de partij die zich benadeeld voelt door een attest zal daar vaak op reageren, bijvoorbeeld door de arts te beschuldigen van partijdigheid. Niet zelden volgt er dan een klacht bij de Orde der Artsen. De Orde moet dan nagaan of het attest partijdig is, of het gaat om een welwillendheidsattest, en of er sprake is van ongeoorloofde inmenging in familiale aangelegenheden.
In de meeste gevallen ziet een arts slechts één van de ouders. Moet je als arts dan systematisch ook de andere ouder inlichten of bevragen? Niet noodzakelijk. Zelfs als ouders niet meer samenwonen, mag je er in principe van uitgaan dat de ouder die bij jou komt, ook spreekt namens de andere. Je voelt als arts echter snel aan wanneer dat niet het geval is. In zo’n situatie is het zinvol om te proberen ook de andere ouder te betrekken bij de zorg. Lukt dat niet, dan is dat jammer, maar ook dat is realiteit. Belangrijk is wel dat je die poging zorgvuldig noteert in het medisch dossier. Mocht er ooit een klacht komen, dan kan die documentatie een belangrijk element in je verdediging zijn.
Wees in je attest zo precies mogelijk. Vermeld duidelijk wie de patiënt is over wie het gaat — dat gebeurt opvallend vaak niet. Geef aan of je de patiënt kent als vaste patiënt of enkel occasioneel. Enige context is op zijn plaats: wie heb je gezien en wie heeft het attest gevraagd.
Schrijf enkel wat je zelf hebt vastgesteld. Wat een ouder je vertelt, mag je vermelden, maar maak dan duidelijk dat het om een dixit-gedeelte gaat. Als een kind met een blauwe plek bij je komt, kun je dat vaststellen. Maar waar en hoe die plek ontstaan is, kun je meestal niet beoordelen — en dan doe je er goed aan om daar ook geen uitspraken over te doen. Het is bovendien medisch bijzonder moeilijk om met zekerheid te bepalen wanneer een hematoom precies is opgetreden.
In sommige procedures zal de rechter een deskundige aanstellen die zich over de attesten buigt en daarover uitspraak doet. Zo gaf de spreker het voorbeeld van een kind dat de ene week bij de ene ouder gewoon naar school ging, maar de andere week vaak ziek thuisbleef — telkens met een medisch attest. Dat roept natuurlijk vragen op.
Soms schrijven artsen ook attesten op verzoek van ouders zelf. Ook dat is niet vanzelfsprekend. Denk aan een attest waarin staat dat een ouder om medische redenen niet naar de zitting kan komen, terwijl datzelfde attest vermeldt dat die persoon wel de woning mag verlaten. Dat is op zijn minst gezegd verwarrend. Weet dat ouders in principe persoonlijk op de zitting moeten verschijnen.
Tot slot: denk aan de drie vuistregels:
- Bezint eer ge begint
- Haast en spoed is zelden goed
- Schoenmaker blijf bij uw leest