Samenwerking huisarts – specialist

Wrijvingen tussen huisartsen en specialisten ontstaan vaak als gevolg van een tekort aan goede communicatie tussen beide disciplines inzake de verslaggeving. Beide partijen beklagen zich al eens, al dan niet terecht, over een gebrekkige informatiedoorstroming zowel bij de verwijzing naar de specialist, als bij de terugverwijzing naar de huisarts of bij het ontslag uit het ziekenhuis. Ook interne doorverwijzingen van de patiënt door de specialist worden best eerst telefonisch overlegd met de verwijzende huisarts of specialist.

Het opstellen van een ‘gedragscode’ op basis van de deontologische regels lijkt dan ook geen overbodige luxe.

De optimale huisarts-specialistrelatie kan verstoord worden wanneer de informatie tussen specialist en huisarts niet goed doorstroomt.

De huisarts dient het ganse spectrum van de geneeskunde te beheersen ondanks zijn/haar beperkte middelen. Hij coördineert bovendien alle eigen en specialistische bevindingen in het kader van de familiale, persoonlijke en professionele omstandigheden en is bijgevolg de spilfiguur in de gezondheidszorg.

Door zijn centrale rol binnen de gezondheidszorg moet de huisarts een beroep kunnen doen op samenwerking met een groot aantal specialisten. Om dit te kunnen realiseren bouwen wij, huisartsen, tijdens onze praktijkjaren contacten op met specialisten waarmee we op dezelfde golflengte zitten. Dat zijn bij voorkeur specialisten die de informatie vlot laten doorstromen, voldoende inlichtingen geven over de patiënt, de patiënt terug verwijzen voor gezamenlijke begeleiding, en beschikbaar zijn voor een telefonisch advies.

Dat communicatie cruciaal is, klinkt ons niet onbekend in de oren. Dankzij de elektronische communicatiemiddelen ontvangen we sneller de formele informatie, bvb bij ontslag of na een raadpleging. Maar de persoonlijke relatie met specialisten en ziekenhuisartsen speelt een minstens even belangrijke rol in onze doorverwijzingen.

De specialist dient binnen zijn deeldomein de meest uitgebreide kennis te bezitten en te blijven verwerven. Daar hij steeds meer weet over steeds minder zal hij zijn bevindingen ten dienste stellen van de huisarts van de patiënt.

Goede geneeskunde impliceert een harmonieuze samenwerking tussen de huisarts en de specialist waarbij de bereidheid tot communicatie met elkaar een belangrijke rol speelt. Men spreekt niet langer meer van “mijn” patiënt maar van “onze” patiënt.

Van de huisarts mag verwacht worden dat hij de patiënt ten gepasten tijde naar de specialist verwijst, voorzien met de nodige relevante gegevens uit het medische dossier van de patiënt. Anderzijds mag van de specialist een antwoord verwacht worden binnen de kortst mogelijke tijd teneinde de behandeling voort te kunnen zetten.

Maar ook indien de patiënt zich rechtsreeks tot de tweede lijn gewend heeft, mag van de specialist verwacht worden dat hij informeert naar de huisarts en hem op de hoogte brengt van zijn bevindingen. Enkel indien de patiënt zich hiertegen formeel verzet, dient de specialist deze wil te respecteren en geen contact op te nemen met de behandelende huisarts.

Uit dit alles blijkt dat zowel huisartsen als specialisten rechten, plichten, bevoegdheden als beperkingen hebben.

In vroegere adviezen heeft de Nationale Raad richtlijnen uitgeschreven voor deze communicatie. Deze richtlijnen beogen geen volledigheid maar voor de plichtsgetrouwe lezer zijn zij een meer dan voldoende leidraad voor een bewuste correcte communicatie.

Zo vermeldt de Nationale Raad over de verwijsbrief :

Patiënt verwezen voor hospitalisatie :

  • bevat alle relevante gegevens, zo goed mogelijk aangepast aan de aard der verwijzing : cave beroepsgeheim voor de niet-relevante gegevens;
  • een zekere standaardisering qua vorm dringt zich op : vaste rubrieken met alle administratieve gegevens naast alle relevante anamnestische informatie met referentie naar vorige onderzoeken
  • bericht van opname met coördinaten van bereikbaarheid van de verwijzer : voor speciale gevallen (urgenties, delicate informatie...) ondersteund door telefonische contactname.
  • bij ontslag hoort een voorlopige, met patiënt mee te geven ontslagbrief, waarin vermeld staan: alle belangrijke informatie voor de opvang door de huisarts thuis: directieven voor thuisverzorging die door de huisarts in samenspraak met de patiënt dient georganiseerd. Daarom wordt de huisarts het best minstens één dag vooraf van het ontslag verwittigd. Enkel medicatie voor de eerste dagen na ontslag wordt aan de patiënt meegegeven of voorgeschreven;
  • een volledig definitief verslag wordt achteraf binnen de kortst mogelijke termijn opgestuurd, rechtstreeks aan de huisarts. Een redelijke termijn lijkt ons 10 dagen;
  • moderne technieken zoals elektronische communicatie kan hierbij van groot nut zijn, zolang ze geen aanleiding geven tot misbruiken nl. dichotomie en schending van het beroepsgeheim;
  • een tussentijds verslag, schriftelijk of telefonisch, dringt zich op bij definitieve overdracht naar een andere dienst en bij majeure voorvallen. Dit houdt de huisarts perfect op de hoogte van de toestand van de zieke. Het doorverwijzen binnen de tweede lijn mag geen automatisme worden, doch dient steeds te stoelen op een verantwoorde indicatie, gepaard gaande met zoveel mogelijk referte naar het huisartsendossier.
  • bij overlijden van een patiënt dient de huisarts onmiddellijk verwittigd te worden.

Patiënt wordt ambulant verwezen naar polikliniek of privé-praktijk :

Vanzelfsprekend krijgt de huisarts binnen de kortst mogelijke tijd alle mogelijke verdere informatie om de behandeling voort te zetten.

Patiënt raadpleegt, zonder verwijzing, de tweede lijn :

In principe blijven de regels dezelfde als in beide vorige situaties : goede geneeskunde impliceert immers het samengaan van de eerste en tweede lijn. Ook zonder verwijzing doet de specialist er goed aan te informeren naar de huisarts, die liefst op de hoogte dient gebracht te worden van zijn bevindingen; enkel bij formeel verzet hiertegen door de patiënt, dient de specialist deze wil te respecteren en geen contact op te nemen met de behandelende huisarts.

De Nationale Raad vermeldt over de brieven van de specialist naar de huisarts :

  • Deze vallen in principe onder de persoonlijke, vertrouwelijke correspondentie. Het dossierbeheer van de huisarts valt onder zijn eigen verantwoordelijkheid. De objectieve elementen uit het dossier kunnen rechtmatig opgeëist worden door de patiënt, doch alle protocollen en door de geneesheer aangebrachte subjectieve elementen blijven eigendom van de arts. De arts kan soeverein beslissen of het nuttig is ook deze elementen te overhandigen aan de patiënt. Als objectieve elementen kunnen gelden : labo-uitslagen, EKG-tracé, radiografie..., evenwel zonder de protocollen ervan. 
Het overhandigen door de huisarts aan de patiënt van brieven en/of geneeskundige verslagen die hij/zij van de specialist ontvangt, blijft dan ook een uiterst delicate zaak, eerder behorend tot de uitzondering dan tot de regel.
  • N.B. Een specialist, geconsulteerd voor een technische prestatie, dient zich ten overstaan van de patiënt te onthouden van elke directe inmenging in de therapie van de behandelende arts. Ieder constructief advies is uiteraard welkom en wordt rechtstreeks aan de aanvragende arts gericht.
  • In deze opmerking gaat het uiteraard uitsluitend om louter technische prestaties, die omwille van de aard van de prestatie zelf of omwille van de bevindingen ervan, geen onmiddellijk therapeutisch gevolg kennen. In alle andere gevallen is zowel de huisarts als de patiënt gebaat bij een onmiddellijk “gevolg” (bvb coloscopie – poliepectomie ; gastroscopie met bloedend ulcus – ppi-voorschrift, cardiologisch consult – aansluitend medicatie, …)

Huisartsen en specialisten hebben elk hun eigen bevoegdheden en dus ook hun eigen beperkingen. Vanuit hun eigen benadering van de zieke en de ziekte dienen zij te streven naar een harmonieus samengaan van beide disciplines.

Het wederzijds besef van de noodzaak tot een goede communicatie tussen eerste en tweede lijn in een geest van collegialiteit en wederzijds respect en, hieruit voortvloeiend, de bereidheid tot een gestructureerde communicatie is essentieel voor een kwaliteitsvolle zorg. Dit beoogt uiteindelijk wat steeds centraal dient te staan : het nastreven van een optimale zorg voor “onze” patiënt.

Het spreekt voor zich dat voor elke arts die collegialiteit hoog in het vaandel draagt, al het voorgaande alleen maar een open deur intrapt.

HAK Zenneland lanceerde op 19 oktober 2021 een campagne “#verslag voor de huisarts”, ondersteund door Domus Medica. Concreet luidt de boodschap “Gezondheidszorg is teamwork – bedankt om samen met ons het gezondheidsverhaal van onze patiënt te schrijven. Het gaat per specialisatie om een positieve boodschap (zie voorbeeld hieronder voor de cardiologen) zodat diegene die het ontvangt, zich niet aangevallen voelt maar wel over het probleem gaat nadenken. De Orde der Artsen bevestigt dat zij deze campagne mee ondersteunt.

verslagvoordehuisarts